Ontstaan

OGO is ontstaan in de jaren tachtig en bekend onder de naam Startblokken, Basisontwikkeling en Ontwikkelingsgericht Onderwijs. Het concept is gebaseerd op de cultuurhistorische theorie van de Russische psycholoog Lev Vygotskij. OGO is gericht op de kwaliteit van de interactie tussen het kind en zijn of haar omgeving en biedt een alternatief voor leerkrachtgestuurde en kindvolgende benaderingen.

De zone van naaste ontwikkeling

Een centraal concept binnen OGO is de zone van naaste ontwikkeling. De zone van naaste ontwikkeling verwijst naar de nieuwe handelingen binnen een sociaal-culturele activiteit die het kind zich wil en kan eigen maken, mits het daarbij geschikte hulp krijgt. De pedagogisch medewerker/leerkracht sluit aan bij de interesse van het kind, maar probeert het kind ook altijd een stapje verder te brengen in zijn of haar ontwikkeling door het kind nieuwe handelingen te leren. De hulp van de pedagogisch medewerker/leerkracht loopt dus altijd iets vooruit op de ontwikkeling van het kind.

Deelnemen aan sociaal-culturele activiteiten

Binnen OGO wordt ontwikkeling beschouwd als het steeds beter kunnen deelnemen aan sociaal-culturele activiteiten. Een sociaal-culturele activiteit is bijvoorbeeld winkelen: een activiteit die je terugziet in onze samenleving en waar allerlei (impliciete) regels aan zijn verbonden. Een regel bij het winkelen is bijvoorbeeld dat je betaalt als je iets koopt.

Hoe leren kinderen deel te nemen aan sociaal-culturele activiteiten? OGO gaat ervan uit dat kinderen leren in interactie met anderen. Leren is dus een sociaal proces. De pedagogisch medewerker/leerkracht speelt hierbij een belangrijke rol: hij of zij helpt kinderen steeds beter deel te nemen aan de sociaal-culturele activiteiten.

Betekenisvol leren

Leren deelnemen aan sociaal-culturele activiteiten gebeurt alleen als leren betekenisvol is. Binnen OGO wordt betekenisvol leren beschouwd als leren waarbij ruimte is voor de bedoeling van de pedagogisch medewerker/leerkracht én de betekenis van het kind. De bedoeling van de pedagogisch medewerker/leerkracht komt voort uit de sociaal-culturele activiteiten. Het is de bedoeling van de pedagogisch medewerker/leerkracht dat het kind leert dat je bij het winkelen betaalt als je iets koopt. De betekenis van het kind verwijst naar de interesses van het kind. Waar is het kind nieuwsgierig naar? Waar is hij of zij mee bezig?

In kinderopvangorganisaties en basisscholen die met OGO werken wordt er voortdurend gezocht naar een balans tussen de bedoeling van de pedagogisch medewerker/leerkracht en de betekenis van het kind. Alleen dan is er sprake van betekenisvol leren. Wanneer de balans in een activiteit doorslaat naar de bedoeling van de pedagogisch medewerker/leerkracht (zoals bijvoorbeeld bij ongevraagde directe instructie vaak het geval is), zal de activiteit geen betekenis hebben voor het kind en de ontwikkeling daardoor in de weg staan. Wanneer de balans in een activiteit doorslaat naar de betekenis van het kind, bestaat er een kans dat een kind niet of onvoldoende leert deel te nemen aan sociaal-culturele activiteiten.

OGO scholen

In OGO scholen wordt thematisch gewerkt. De thema’s zijn veelzijdig en interessant zodat er veel valt te leren. Elk thema duurt circa zes tot acht weken. Een leerkracht kan een onderwerp waar kinderen meer over willen weten uitwerken tot een thema of brengt zelf interessante onderwerpen en thema’s in. Binnen het thema wordt gewerkt met/binnen sociaal-culturele activiteiten die bij het thema passen, waarbinnen kinderen specifieke rollen spelen. Er is een balans tussen de bedoelingen van de leerkracht en de betekenissen van de kinderen. Een thema begint altijd met startactiviteiten, die de nieuwsgierigheid van de kinderen prikkelen en hen verbinden met de inhoud, zoals een bezoek aan een museum. Thema’s worden afgesloten met een bijzondere activiteit, waarbij ook de ouders betrokken worden, zoals een eigen kunsttentoonstelling in de klas.

De rol van de leerkracht

OGO scholen kennen geen vaststaand curriculum, al voldoen zij uiteraard wel aan de kerndoelen die voor het basisonderwijs zijn vastgesteld. De leerkracht ontwerpt de leeractiviteiten zelf en koppelt kennis en vaardigheden aan sociaal-culturele activiteiten. Daarbij is er aandacht voor de brede ontwikkeling van het kind.

Lerend spel

Binnen OGO spelen spelactiviteiten een grote rol: in rollenspel worden sociaal-culturele activiteiten nagebootst en leren kinderen daar spelenderwijs aan deel te nemen. De leerkracht staat daarbij niet aan de zijlijn, maar neemt deel aan het spel van kinderen en probeert binnen de spelactiviteit kinderen uit te dagen hun spel te verrijken. In zowel de onderbouw als de bovenbouw van de basisschool gaat het om lerend spel met een onderzoekend karakter. In de onderbouw van de basisschool (groep 1-4) ligt de nadruk op de spelactiviteiten, in de bovenbouw ligt de focus meer op onderzoekend leren. Onderzoek wordt daarbij uitgevoerd als een spelmatige uitvoering van rollen als wetenschapper, onderzoeker of expert.

 

Klik hier om verder te gaan naar de pagina ‘OGO in praktijk’